Het Quaker Vredesgetuigenis – dilemma’s

In het winterseizoen 2013-2014 heeft de NON Maandvergadering van het Religieus Genootschap der Vrienden (Quakers) een aantal avonden over dit onderwerp gesproken. Onlangs is het onderwerp aan de orde geweest op een ‘Filosofisch Café’ in de Lutherse Kerk in Kampen.

Met het Quaker Vredesgetuigenis zeggen wij geweldoze oplossingen voor te staan in alle situaties. Maar dit uitgangspunt kan ons voor moeilijke dilemma’s stellen. Wie zal de zwakken beschermen? Hoe zal het recht gehandhaafd worden? Op deze vragen hebben we het denken van Bonhoeffer, die in zijn leven en theologische bezinning met dit onderwerp geworsteld heeft, betrokken.

Hier beneden volgt de tekst van de toen gehouden inleiding. Wie wil reageren – kies ‘leave a comment’ hierboven.

HET QUAKER VREDESGETUIGENIS – DILEMMA’S

Ik was, in de 60er jaren van de vorige eeuw, dienstweigeraar – erkend tewerkgesteld gewetensbezwaarde. Om als zodanig erkend te worden moest je voor ‘de commissie’ verschijnen. Deze commissie had de taak en de pretentie te kunnen oordelen over je geweten.
In mijn geval verliep het gesprek als volgt: Bent u de heer Peter Spreij?
Dat was ik.
U hebt de minister verzocht uw gewetensbezwaren tegen de militaire dienst te erkennen. Blijft u bij dat verzoek?
Dat deed ik.
Ik begrijp dat uw ouders bij de Baptisten Gemeente hier in De Haag horen. Kent u de heer zo en zo?
Ja, die kende ik.
Mooi, u kunt wel gaan. U hoort nog van ons.

Maar in dezelfde periode werd aan een collega gewetensbezwaarde die een beroep deed op de wet de vraag voorgelegd: Stel, u loopt op een smal bergpad met uw verloofde. Aan de ene kant een diepe afgrond, aan de andere kant de loodrechte bergwand. Daar komt u de gewelddadige ex-partner van uw verloofde tegemoet, die haar uit wraak voor het verbreken van de relatie in het ravijn wil storten. Hij is niet voor rede vatbaar. Gebruikt u geweld om hem tegen te houden?
Goede raad was duur. Zei hij, ja, dat zou ik doen, dan voldeed hij niet aan de voorwaarden die de wet stelde aan gewetensbezwaren – zei hij nee, dat zou ik niet doen, dan zou dat betekenen dat hij zijn verloofde zou opofferen voor zijn principes van geweldloosheid.
Hij keek de kamer rond, en daar bij de hoge ramen hingen van die lange zware gordijnen die met een touw werden dicht of open getrokken.
Hij wees erop en zei: dan klimmen wij in het touw dat daar hangt.
Eran herinnerd dat hij een serieus antwoord diende te geven reageerde hij met, dan moet u mij ook een serieuze vraag stellen.

Nu was die vraag in deze situatie een soort strikvraag, maar de vraag behelst wel degelijk een ethisch dilemma waar je, als je principieel voor geweldloosheid kiest niet altijd zo gemakkelijk uit komt.

In mijn dienstweigeringstijd leerde ik de Quakers kennen. Ik was nieuwsgierig, ging naar hun wijdingssamenkomsten en hier sta ik, zo’n vijftig jaar later, nog steeds lid van de Quakers, of het Religieus Genootschap der Vrienden zoals ze zichzelf noemen, en overtuigd van de grote waarde van het Quaker Vredesgetuigenis. Over het woord ‘getuigenis’ even het volgende. Zoals u weet kennen de Vrienden (Quakers) geen dogma’s of belijdenissen waarin geloofswaarheden zijn vastgelegd. Er zijn echter een aantal grondbeginselen die wij delen. Die zijn verwoord in ‘getuigenissen,’ van het Engelse woord Testimony. Het meest bekende testimony is wel het Peace Testimony, het vredesgetuigenis.

Over dit vredesgetuigenis wil ik vanavond met u spreken. De Vrienden zeggen dat er in ieder mens het potentieel is aangesproken te worden door het goddelijke. Ze spreken ook wel met een ietwat uit de losse pols term over dat van God in iedere mens, waarop wij altijd een beroep kunnen, of moeten doen. Als wij zo Jezus willen volgen en ieder mens als broeder of zuster tegemoet treden, dan bestaat het niet dat wij tegen onze medemensen geweld gebruiken en al helemaal niet als we dat doen met de dodelijke massavernietigings-wapens waarover wij nu beschikken.

Als we de radicale keuze maken Jezus te willen volgen – de Bergrede te willen leven – kunnen we niet anders dan afzien van de gewelddadige optie.

Verklaring uit 1660

We utterly deny all outward wars and strife and fightings with outward weapons, for any end, or under any pretence whatsoever; and this is our testimony to the whole world. The spirit of Christ, by which we are guided, is not changeable, so as once to command us from a thing as evil and again to move unto it; and we do certainly know, and so testify to the world, that the spirit of Christ, which leads us into all Truth, will never move us to fight and war against any man with outward weapons, neither for the kingdom of Christ, nor for the kingdoms of this world.”

Sinds die tijd hebben Quakers in overgrote meerderheid vastgehouden aan dit vredesgetuigenis.

Daarover kan veel verteld worden. Over het werk van Quakers in oorlogen en conflict situaties, over soms succesvol verlopen bemiddelings- en verzoeningspogingen, over hulpwerk en geweldloze actie. We kunnen het ook hebben over de Quaker vertegenwoordigingen bij de Verenigde Naties en de EU en de Council of Europe in Brussel en Straatsburg.
Ik wil dat nu niet doen. Veeleer wil ik met u de grenzen verkennen, de rafelige randen, de situaties waarin we ons afvragen hoe we hier, vasthoudend aan ons vredesgetuigenis, de juiste keuzes kunnen maken.

De Wereldraad van Kerken, bijeen in Busan, heeft een verklaring aangenomen waarin opgeroepen wordt om het concept ‘rechtvaardige oorlog los te laten. In plaats van de doctrine van de rechtvaardige oorlog zouden Christenen, in de geest van Christus zich radicaal moeten inzetten voor rechtvaardige vrede.

Dat is geheel in overeenstemming met hoe wij de boodschap van Jezus in de Bergrede verstaan. En als we dan over Bonhoeffer spreken, waarover zo meteen meer, is dat niet hoe we de oproep tot Navolging moeten verstaan?

Waar het om gaat is niet alleen maar vrede, op te vatten als afwezigheid van oorlog of geweld, er staat ‘rechtvaardige vrede.’ Het gaat om rechtvaardige vrede, in de zin van ‘shalom,’ en naleven en handhaven van het recht is een onlosmakelijk aspect van shalom.

In de loop van de geschiedenis hebben de historische vredeskerken zoals het Genootschap der Vrienden dus vastgehouden aan hun Vredesgetuigenis. Eén manier waarop ze dat deden was zich verre te houden van bemoeienis met en verantwoordelijkheid voor oorlog en oorlogsindustrie. Ze trokken zich terug op posities waar ze niet medeverantwoordelijk waren voor oorlog en geweld door hun beroepskeuzes en politieke keuzes. Dat dit vaak betekende dat ze redelijk welvarend en comfortabel konden leven mede dankzij het feit dat de overheid het geweldsmonopolie had en orde en recht handhaafde werd nauwelijks als een probleem gezien.

In het vorige winterseizoen heeft de NON Maandvergadering van het Religieus Genootschap der Vrienden een serie avonden gesproken over de ethische consequenties van het principe van geweldloosheid en het vredesgetuigenis. Daarbij is nadrukkelijk aandacht besteed aan de Ethiek van Bonhoeffer die in zijn leven en denken intensief met deze materie geworsteld heeft.

Als uitgangspunt kiezen we de profeet Micha:
Hij zal rechtspreken tussen machtige volken,
over grote en verre naties een oordeel vellen.
Dan zullen zij hun zwaarden omsmeden tot ploegijzers
En hun speren tot snoeimessen.
Geen volk zal nog het zwaard trekken tegen een ander volk,
Geen mens zal meer weten wat oorlog is.
(…)
Als die tijd gekomen is – spreekt de Heer –
zal ik de kreupelen verzamelen,
de verstrooiden bijeenbrengen…
Micha houdt het visioen voor ogen, maar heeft ook oog voor de werkelijkheid dat het zo ver nog niet is. Ons Vredesgetuigenis, de weg gaan naar de Rechtvaardige Vrede gebeurt in een wereld waar vrede ver te zoeken is.
Om tot vrede te komen zullen we de weg van de vrede moeten gaan. Navolging noemt Bonhoeffer dat. Het boek ‘Navolging’ is een studie over de Bergrede. Het gaat er niet om om in God of Jezus te geloven, we moeten Zijn wil doen en Hem navolgen. En daarvoor geeft de Bergrede ons aanknopingspunten.
Maar dat is niet eenvoudig. In de alledaagse praktijk kun je voor keuzes komen te staan waar je maar moeilijk uitkomt. Als ik Jezus wil navolgen en geweld als oplossing voor problemen afwijs, wie zal dan de zwakken beschermen? Wie zal het recht handhaven? En hoe doe je dat dan? Hoe richt je de samenleving in?
Bonhoeffer besefte ook dat Navolging een vervolg behoefde, een ethische bezinning op wat Navolging in de praktijk betekende.

Je moet de Bergrede bestuderen. Exegese, hermeneutiek, actualiseren. En dat is wat hij doet in zijn ethiek.
Zijn denken over ethiek heeft alles te maken met zijn denken over de kerk waartoe hij behoort, en over zijn eigen leven, en hoe te handelen in de extreme situatie van nationaal socialisme, Jodenvervolging, oorlog en ontwrichting.
De hoofdthema’s van de ethiek zoals die meestal wordt opgevat: Hoe word ik goed, en Hoe doe ik het goede, zijn voor Bonhoeffer niet relevant. De centrale vraag is: hoe maak ik dat de werkelijkheid van God gerealiseerd wordt in deze wereld?
En Christocentrisch als Bonhoeffer was, voor hem is de ultieme openbaring van God in de wereld Jezus Christus.

Die ethische bezinning was zeker voor hem geen louter intellectuele oefening om een boek over deze materie te schrijven. In de periode dat hij met zijn Ethiek bezig is, is hij ook betrokken bij een complot om een aanslag op Hitler te plegen. Voor zichzelf, en voor zijn medeconspirators, denkt hij na over de ethische consequenties die hieraan verbonden zijn.

Bonhoeffer stelt dat wij nog niet in het volmaakte koninkrijk van God leven, maar in een tijd die daaraan voorafgaat (al moet je dat niet in uitsluitend temporele zin opvatten). ‘Wij leven in het voorlaatste, en geloven in het laatste,’ zo schrijft hij.

Dat levert soms moeilijke vragen op over hoe te handelen in de wetenschap dat wij niet volmaakt zijn en de dilemma’s duivels kunnen zijn.
Wij kennen de geboden, maar hoe moeten we handelen als we willen navolgen in de praktische situaties waarvoor we ons gesteld zien.

‘Gij zult geen vals getuigenis spreken’, oftewel niet liegen, de waarheid spreken. Ook de Quakers hebben dienaangaande een getuigenis (Truth and Integrity). Maar dan noemt Bonhoeffer het voorbeeld van Kant die zegt dat als een moordenaar zijn huis inkomt en hem vraagt of de man die hij wil vermoorden zich in zijn huis schuilhoudt, hij dat inderdaad moet toegeven omdat zijn verantwoordelijkheid in deze is de waarheid geen geweld aan te doen. Maar het is Bonhoeffer, en ons allemaal duidelijk natuurlijk dat hij hier keihard moet liegen.

Gij zult niet stelen, maar moeten wat te zeggen van het stelen van een brood als er een medemens verhongert?
Je moet geen geweld gebruiken, maar hoe te handelen als het erop aankomt de zwakke te beschermen? Denk aan de vreselijke taferelen uit het IS Kalifaat waar we mee geconfronteerd worden. Of de vrouwen en de kinderen die door rebellen in Afrikaanse landen misbruikt, verkracht en vermoord worden.
Als je zegt dat een gewapende interventie om de zwakken te beschermen in deze en alle andere voorkomende gevallen niet mag, dan beweer je nogal wat. En als je zelf in een situatie zit waarin je voor zulke besluiten medeverantwoordelijkheid draagt, dan is dat voor de mensen over wie het gaat een vraag van leven of dood. Het minste wat je kunt zeggen is dat er geen gemakkelijk antwoorden zijn.

De vraag waar Bonhoeffers vrienden mee zaten was: is het ethisch verantwoord een complot smeden om Hitler om te brengen? Voor hen was de vraag misschien in eerste instantie, mogen we ons zo gedragen ten opzichte van de over ons gestelde overheid.
Voor Bonhoeffer was de vraag ook: Gij zult niet doden, en de leefregels uit de Bergrede, daar heb ik mij toch aan gecommitteerd? Maar een aanslag op Hitler zou de oorlog kunnen beëindigen, verlossing betekenen voor duizenden zo niet miljoenen mensen in oorlogsgebieden en concentratiekampen. Hoe moet ik dan handelen?

Daarop heeft hij geen gemakkelijk antwoord, zo in de stijl van: het doel heiligt de middelen.

In het hoofdstuk ‘De Geschiedenis en het Goede’ dat hij voor zijn Ethiek geschreven heeft, gaat hij uitvoerig in op deze vraag. En het antwoord waar hij toe komt zou je in het kort zo samen kunnen vatten:

Wij leven in het voorlaatste, in een nog niet volmaakte wereld, waarin we als we vanuit het laatste – de wereld zoals God die bedoelt – willen leven niet verantwoordelijk kunnen handelen zonder het gebod te overtreden.
Er is niemand, geen God of autoriteit, die ons hier de weg kan wijzen. Je wordt teruggeworpen op je eigen verantwoordelijkheid, en in die verantwoordelijkheid moet je een keuze maken.
Bonhoeffer beschrijft die vrije en verantwoordelijke daad dus niet als specifiek christelijk of gelovig. Het is veeleer een daad waarin je niet wordt gedekt, niet door de wet van Christus, niet door de geboden of de Bergrede, en niet door de wetten van de overheid.

Dat wil dus zeggen dat er situaties zijn waarin je ertoe komt het gebod te overtreden. Je overtreedt het gebod in het aangezicht van God. Je erkent dat je het gebod overtreedt en bevestigt daarmee de geldigheid ervan. Je erkent dat je het gebod overtreedt en neemt daarmee de schuld op je in de hoop op, maar niet de zekerheid van, Gods vergeving.

Bonhoeffer gaat een stap verder. De bereidheid om als vrije verantwoordelijke mens de schuld op je te nemen gaat terug op Jezus die de schuld van de mensen op zich neemt en de gevolgen daarvan draagt, alleen, van God verlaten, tot zijn kruisdood toe. Dat is waar Navolging toe kan leiden.
Ook Bonhoeffer zelf heeft met zijn leven betaald voor de keuzes die hij in deze gemaakt heeft. We moeten ons goed realiseren dat Bonhoeffer niet om het leven gebracht werd om wat hij geloofde of zijn kerkelijke activiteiten, maar om de politieke activiteiten waarvoor hij in vrijheid gekozen had.

Terug naar de Bergrede het Vredesgetuigenis. Gaan wij mee in Bonhoeffers gedachten over de noodzaak om in noodsituaties het gebod te overtreden? Wat zijn daarvan dan de gevolgen over hoe wij omgaan met het denken over wat Navolging en Vredesgetuigenis van ons vragen?
Als we zeggen dat er recht gedaan moet worden, en dat recht gehandhaafd moet worden, als we zeggen dat er situaties zijn waarin de onschuldige slachtoffers van geweld toch met geweld beschermd moeten worden, wat betekent dat dan voor de keuzes die wij zelf maken. En hoe willen we dat een overheid die dan bescherming moet bieden daartoe uitgerust moet worden?
Wat voor keuzes kun je jezelf voor gesteld zien als je vanuit je beroep of politieke positie medeverantwoordelijk bent voor de uitvoering van de handhaving van het recht?

Allemaal vragen die gesteld moeten worden. En waar we uitkomen, het blijft spannend. Wij leven in het voorlaatste met de blik op het laatste, als de zwaarden worden omgesmeed tot snoeimessen en wij de oorlog niet meer leren, en met dat visioen voor ogen zullen wij onze keuzes moeten maken.